Turkmenistan...

14 juni 2019 - Ashgabat, Turkmenistan

Ik heb een visum voor Turkmenistan gekregen. Het is een zogenaamd transit-visa waarmee ik 5 dagen het land in mag, met één vooraf bepaald entry en exit-point. Ik mag mij alleen begeven op de wegen hiertussen en dus geen uitstapjes maken die buiten de route liggen. Zonder begeleiding van een ‘gids’, wat met een gewoon toeristenvisum verplicht is. 

Dit klinkt als ingewikkeld? Dat is precies wat het is en wat het land wil: het zo ingewikkeld mogelijk maken, want één van de meest dictatoriale regimes van de wereld heeft liever niet dat je aapjes komt kijken. Dat is uiteraard ook de reden dat het aanvragen voor het visum op z’n minst moeizaam te noemen is: 4 bezoeken aan het consulaat in Tashkent kosten mij in totaal 18 uur. Ik gedraag mij daar als ‘vriendelijke lastpak’, de enige manier om voor dit soort landen een visum te krijgen. Het werkt. Na veel wachten, vriendelijk doordrammen, ondanks je frustratie gezellig blijven glimlachen, blijven zitten ondanks dat mij verteld wordt dat ik morgen maar terug moet komen omdat de pc’s kapot zijn, nog meer wachten en het betalen van 35 dollar ben ik de trotse bezitter van een prachtig, groen en paginagroot Turkmeens visum. Iets dat niet veel reizigers kunnen zeggen, omdat veel aanvragen afgewezen worden (bleek ook uit de jaloezie van andere reizigers..).

Het land een aantal dagen later ingaan, precies op de in het visum genoteerde entry-datum, duurt in totaal een kleine 2 uur. Ik zet 6x mijn handtekening, mijn paspoort/visum wordt nog veel vaker gecheckt, vaak zelfs binnen een paar meter door verschillende mannetjes. En ondanks dat ik vind dat ik genoeg betaald heb voor mijn 5-daagse visum, betaal ik ook nog een entry-fee, bijbehorende ‘administratie-kosten’ én een bijdrage voor de verplichte taxi door het stukje niemandsland, bij elkaar nog eens 15 dollar.

Ik ben maar een paar kilometer van Oezbekistan verwijderd en toch ben ik in een totaal andere wereld. Het is er stoffig, een stuk armer, ze spreken een volledig andere taal en zien er heel anders uit, met name de kleding van de vrouwen en de doek om het hoofd met een verharde ‘koker’ erin vallen op. 

Turkmenistan is groot en nadat ik op de zwarte markt de nodige dollars gewisseld heb voor manat (voor een koers die bijna 5x zo hoog is als de ‘officiële’ wisselkoers), haast ik mij op weg naar m’n eerste stop: eeuwenoude restanten van één van de grootste steden van de regio tijdens de hoogtijdagen van de zijderoute. Het is mooi en vooral de tientallen metershoge scheefhangende minaret is indrukwekkend. 

Vanaf hier kan ik meerijden met Rob en Ellen die ik eerder in Oezbekistan ontmoet heb en met wie het toen al zo gezellig was. Met hun fantastisch omgebouwde landrover zijn zij naar Mongolië gegaan en nu weer op weg naar huis; “Ellen wilde namelijk naar Mongolië en Rob had wel zin om een stukje te rijden”. Het is niet alleen heel praktisch dat ik mee kan rijden naar de plek die al heel veel jaar op mijn ‘lijstje’ staat, maar vooral ook heel leuk en gezellig. We rijden vele kilometers op de slechte lege weg, in een landschap dat net zo leeg is. Als we, ook nog eens als enige, op onze bestemming voor vandaag uitstappen kunnen we maar moeilijk geloven wat we zien: een enorme krater in de droge grond, 60 meter doorsnee, 24 meter diep. En overal waar je kijkt vuur... ontstaan toen een gasboring ruim 50 jaar geleden is misgegaan en de grond is ingestort. Omdat het gas dat vrijkwam in de wijde omtrek voor vieze lucht en vergiftiging zorgde, hebben ze het maar aangestoken. En sinds die tijd brandt het dus. Ruim 50 jaar lang, zonder onderbreking, 24 uur per dag. Het is een bizarre plek. Een vreemd besef dat er dus al 50 jaar lang heel veel gas ‘verloren’ gaat, terwijl wij in Groningen het beetje gas dat er is koste wat kost uit de grond moeten pompen, met alle gevolgen van dien. Maar het gas wat hier al 50 jaar verbrand wordt, is maar een ieniemienie beetje van wat er hier in de grond zit. En nu het ook nog een ‘toeristische attractie’ is geworden, laten ze het maar branden. Het is niet alleen een heel vreemd gezicht, ook de geur, het geluid (van een enorme gaskraan die openstaat) en de hitte zijn overweldigend. 

‘s Avonds, nadat ik de geleende tent van de (verplichte) gids van Ellen en Rob heb opgezet en we bij de landrover ons avondeten (instant noedels..) opeten, laat de brandende krater zich zien op zijn allermooist: door de schemer die invalt zie je de gloed van het vuur op de steile wanden. De grens tussen de horizontale buitenrand en de verticale steile wanden richting het vuur, tekent zich nog scherper af. De bijnaam voor deze plek is precies zoals die moet zijn. Als er een ‘Poort naar de Hel’ bestaat, dan bevindt deze zich in Turkmenistan.

De volgende ochtend mag ik weer meerijden. Naar Ashgabat, dat andere plekje op mijn lijstje. De weg wordt gelukkig wat beter, de omgeving weer mooi en leeg, met hier en daar een paar gezellige kamelen. Ook passeren we een motor met vader en zoon. Die laatste heeft een levend schaap overdwars op zijn schoot...

En dan rijden we Ashgabat binnen, het persoonlijke ‘project’ van Turkmenistans eerste dictator die na 20 jaar regeren een aantal jaar geleden is bezweken aan een hartaanval. De nieuwe leider heeft een paar van de bizarste wetten/regels/bevelen teruggedraaid, zoals dat de dagen van de week en de maanden nu weer de gewone namen hebben, i.p.v. de namen van de familieleden van de overleden leider... 

Ashgabat zelf is echter nog wel bijna volledig zoals de grote dictator het graag zag en daarin valt één kleur in het bijzonder op: wit. De volledig nieuwe stad die hij gedurende zijn regeerperiode heeft laten bouwen is opgetrokken uit wit marmer. De stad staat vol met enorme parken en heel veel fonteinen, wat al een prestatie op zich is, aangezien Ashgabat omringd is met woestijn en water nogal schaars is in het land. Wit was blijkbaar zijn lievelingskleur, want er is geen gebouw te vinden dat hier niet mee bekleed is. Ook het ‘oudere’ gedeelte is zoveel mogelijk wit gemaakt. Vooral met verf, maar belangrijke gebouwen zijn ‘geturkmenistant’ met een laag wit marmer. (Een term die overigens niet van mezelf is, maar die zo treffend is dat ik hem maar geadopteerd heb.🤗)

Maar daar blijft het niet bij. Want alles wat verder te zien is, moest ook wit zijn: de lantaarnpalen die de krankzinnig brede straten verlichten, de stoplichten, de prullenbakken (als ze er al zijn) en ook de camera’s, waarvan er een heleboel hangen. Alles is wit. Maar zijn witte lievelingsstad mag natuurlijk niet bezoedeld worden met gekleurde voertuigen en dus mochten er alleen auto’s rijden in één bepaalde kleur... juist ja, wit. Zilver werd trouwens ook toegestaan, ik denk dat hij dat wel mooi vond matchen met een andere kleur die hij soms ook gebruikte: goud. Die kleur zie je terug in de versieringen op bijv. lantaarnpalen, verschillende raamkozijnen (van die witte gebouwen) en de volledig en nogal opvallende gouden koepels van zijn enorme paleis. Verder vond hij de kleur blijkbaar goed staan bij zichzelf, want de tientallen (heel grote) standbeelden die hij van zichzelf heeft laten maken zijn allemaal bedekt met een schitterende felgekleurde glanzend gouden kleur. Gelukkig toont de nieuwe dictator veel respect voor zijn voorganger door de meeste beelden te laten staan zodat de bevolking daar nog vele jaren van kan genieten. 

Oh nee, ik bedoel ik, want het hele bizarre van deze al vrij bizarre stad: er is niemand op straat. Ik loop er in mijn eentje. De parken (die nog een kleur toevoegen aan de stad: groen) zijn volledig verlaten en de trottoirs leeg. Oh nee, dat is ook niet waar, want op vrijwel elke hoek staan meerdere militairen en politieagenten de boel te ‘controleren’, op onder andere of ik inderdaad geen foto’s maak (wat vrijwel nergens mag).

Op de regelmatig 8-baans wegen rijdt maar een enkele auto en ik heb niemand in of uit gebouwen zien komen. Hierdoor is er ook bijna geen geluid op straat. Het oog wordt verder ook niet afgeleid door borden van winkels of restaurants, want die zijn uiteraard ook verboden. Het duurde even voordat ik dit doorhad en maar geen winkel kon vinden om water te kopen, terwijl ik er al 5 gepasseerd had, bleek later...

Buiten de mannen die de stad ‘beveiligen’ zie je trouwens nog wel een paar mensen op straat: tuinmannen en tuinvrouwen en schoonmakers (m/v). De mensen met de groene vingers zijn druk bezig om de al perfect uitziende groene zones nog perfecter te maken en de schoonmakers maken alles schoon wat in mijn optiek al behoorlijk schoon is (en wat ook nog niet vies gemaakt is vanwege het gebrek aan mensen die het vies zouden kunnen maken). En dat gaat ver: de volledig lege enorme stukken brandschoon asfalt worden met een gewone bezem en een emmer water meter voor meter schoner geschrobd...

Áls er wel mensen op straat zijn, zoals op een bepaald punt van de stad waar foto’s gemaakt mogen worden en wat als poseerplek voor bruiloften dient, dan is dat ook gelijk een hele happing: muziek (geluid!) waarop gedanst wordt (leven!) en vrouwen in de mooiste kleren (kleur!).

Het is een heel bijzondere ervaring. Rondlopen in Ashgabat is eigenlijk extreem saai, maar door de enorme grootsheid, leegte, oorverdovende stilte, honderden camera’s en ‘beveiligers’, voel ik me er absoluut niet op mijn gemak. Het maakt me gespannen, nerveus, extreem bewust van alles wat ik doe met de angst iets verkeerds te doen. 

Die staat van zijn zorgt bij mij voor paniek wanneer ik, in de wijk van de zwaarbewaakte regeringsgebouwen, enkele tientallen meters van het paleis, iemand hoor schreeuwen. Vervolgens hoor ik politieagenten heel hard fluiten en alle tuinmannen, tuinvrouwen, schoonmakers (m/v) en zelfs politieagenten zetten het op een rennen. Er scheurt een politiewagen voorbij, het geschreeuw en gefluit houden aan. Ik sta stijf van angst. Een man schreeuwt naar mij en gebaart dat ik weg moet. “Hide! Hide!”. Ik raak nog meer in paniek. Niet alleen ben ik in een terreuraanslag beland, ik weet vooral niet waar ik mij moet verstoppen. Alles is leeg en wijds. Hij gebaart naar een draaideur van een enorm marmeren gebouw, ik ren erheen, maar hij werkt niet. Ik weet niet waar ik anders heen moet en besluit mezelf in het minst opvallende hoekje van de draaideur te duwen. Blijf doodstil staan met mijn hart in mijn keel. 

Het wordt stiller en het is nog leger op straat dan het al was. Ik hoop dat het allemaal al voorbij is en niemand mij gezien heeft. Ik schrik op van een figuur aan de zijkant van de draaideur. De man maakt mij duidelijk dat ik binnen moet komen, via de zijdeur. In een paar stappen, zonder dat ik naar de straat kijk, sprint ik naar binnen. Eenmaal binnen vertelt de man wat er aan de hand is: “de ‘president’ verlaat zijn paleis”... 

Ik kijk hem ongelovig aan. Hij neemt me mee naar een hoekje van de ruimte waar we wel naar buiten kunnen kijken, maar hij zeker weet dat niemand ons kan zien. Hij wijst me de witte hekken van het paleis. “Kijk, ze gaan open”. Vervolgens zien we een enorme stoet hele dure witte auto’s de hekken uit rijden. We kijken op een kruispunt en zien de stoet op enkele tientallen meters voorbij rijden. “In welke zit de president?”, vraag ik. 

“Dat weet niemand..”

Surrealistisch. Ik weet geen ander woord. Ik vertel de man dat ik dacht dat er een aanslag was. Hij knikt instemmend. Maar waarom moet dit met zoveel paniek? En hij zal toch vaker zijn paleis (moeten) verlaten? Gebeurt dit dan elke keer? De man knikt instemmend: “Yes, a few times a week”. 

Maar..! Maar...!

“Yes, I know”.

Omdat de dictator ook woont in het paleis gebeurt het dus niet dagelijks, maar, zo vertelt de vriendelijke man, soms gaat hij alleen maar even een uurtje ergens eten. En voor elk van zijn komen of gaan wordt de hele wijk schoongeveegd, zowel van voertuigen als van mensen. 

Ik bedenk dat het maar goed is dat er überhaupt niet zoveel mensen en voertuigen op straat zijn, want dan zouden er zomaar gewonden kunnen vallen als meneer de president zin heeft in een hamburger...

Foto’s

9 Reacties

  1. Jannie Nijland:
    14 juni 2019
    Wat een verhaal over een bizar land !
    Mooi geschreven Boaz ! Goeie reis verder !
  2. Toos Stam:
    14 juni 2019
    Boeiend Boaz!
  3. Ineke:
    14 juni 2019
    Wat weer een prachtig en interessant verhaal Boaz ! Wat leren we veel van je over die onbekende bizarre landen. Af en toe pak ik de atlas er maar eens bij.
    Alle goeds en tot het volgende verhaal.
  4. Elmar Noteboom:
    14 juni 2019
    Biiizaaaaarrrrrr
  5. Sylvia Sars:
    14 juni 2019
    Mooi Boaz! x
  6. Mayke:
    14 juni 2019
    Wow Boaz wat een geniaal verhaal weer. Heb je mooie verhalen in de bus wel gemist maar dit verzacht het. Kan niet wachten tot je volgende verhaal
  7. Boaz:
    17 juni 2019
    Dank voor de leuke reacties!!!
  8. Carina:
    17 juni 2019
    Prachtig verhaal weer Boaz! X
  9. Suzanne:
    12 juli 2019
    Ik lees het nu pas... had je meldingen gemist ofzo.. Maar wat een verrukkelijke bizarre ervaringen weer! En ik kijk ook zo uit naar het moment dat je me hier live in geuren en kleuren nog meer over gaat vertellen!! Kus!