Met dank aan juf Astrid

11 mei 2019 - Navoiy, Oezbekistan

Meester Joost kon ons door omstandigheden geen les meer geven en juf Astrid was zijn vervanging. Op zich een aardig mens, maar ook een heel slechte juf. Buiten dat ze het bijzonder lastig vond om de orde te bewaken over een gemixte club kinderen uit groep 6, 7 en 8, die doorgaans ook nog eens heel mondig waren, vond ik het (achteraf) vooral bizar dat ze ons te pas en te onpas probeerde te bekeren. 
Ik had veel liever meester Joost gehouden met wie ik een grote klik had, maar toch wekte juf Astrid mijn interesse, omdat ze vertelde dat ze hiervoor in Indonesië en Oezbekistan gewoond had. Ik veerde op en juf Astrid was zichtbaar blij dat ze in ieder geval 1 geïnteresseerde leerling had. Ze zat daar (uiteraard...) als zendelinge om de overwegend islamitische bevolking tot Jezus te brengen, maar die verhalen vond ik niet echt interessant. Ik wilde weten hoe het eruit zag. Vooral Oezbekistan. Ik had dit land kort daarvoor "ontdekt" in het topografie-boekje. Ik had net de 3e en laatste versie van deze boekjes ontvangen waar de hele wereld in stond. De boekjes daarvoor gingen over de Benelux en Europa. In de boekjes moest je hoofdsteden opzoeken en onderstrepen, rivieren blauw maken van begin tot waar ze eindigden en de hoogste bergtoppen markeren. Ik deed dit allemaal keurig, maar ik was vooral de verschillende grenzen aan het bekijken, ik stelde mijzelf voor hoe bepaalde landen en steden eruit zagen en welke mensen er woonden. Ik had hierbij een grote voorkeur voor namen die 'mooi' klonken. 
'Tirane'.
'Madagaskar'.
'Tokio'. 
Namen van plekken die je tegenkomt in sprookjes, maar dan die dus echt bestonden. 
Oezbekistan was ook zo'n naam die was blijven hangen in mijn hoofd en waarover ik fantaseerde.
Juf Astrid vertelde mij dat er dat er prachtige oude steden waren, gebouwd vanwege de zijderoute. Weer zo'n prachtig woord, al zei het mij nog maar weinig. De steden waren opgebouwd uit lichte stenen. Er waren koepels van groenblauwe tegels. Soms zag het eruit als een fort, met 1 grote deur als toegang. Er waren grote minaretten, een soort torens, soms gekleurd, soms alleen opgebouwd uit de gelige lichtbruine stenen. Er zijn door koepels overdekte bazaars (weer zo'n woord!) waar je van alles kan kopen. Juf Astrid zwengelde mijn fantasie verder aan. Een paar jaar later kreeg ik op de middelbare school tijdens een les (ik neem aan geschiedenis) iets te horen over de zijderoute. Een enorm handelsroute die meerdere landen en volkeren met elkaar verbonden. Waar handelaren met hun kamelen op zoek waren naar de zijde, die gemaakt werd door rupsen en er weer andere spullen uit hun eigen land voor terug gaven. Oezbekistan was een centraal land op deze route.
Het was maar 1 lesje, maar mijn fantasie was weer verder opgelaaid. Ik zag de kamelen voor me, met mannen erop in gewaden en tulbanden. Ik zag enorme rupsen die als mensenwezens heel sterke zijde draden sponnen. Ze werden vertroeteld en gekoesterd, want ze zorgden voor een materiaal wat bijna de status had van goud.
Eigenlijk is het gek dat ik nu pas een bezoek breng aan het land waar ik zoveel over nagedacht heb...
Met de komst van internet heb ik inmiddels al veel plaatjes gezien van die mooie plekken en is mijn fantasie realistischer geworden, maar om die gebouwen in het echt te zien is toch weer wat anders. 

En nu ben ik er. Het is ruim 20 jaar geleden dat juf Astrid mij over Oezbekistan vertelde. Ondanks dat ik al een week in het land ben, heb ik de mooie steden waarover ze vertelde nog niet gezien (wel de zijderupsen! Die véél kleiner en onmenselijker zijn dan ik ooit dacht...).
Gisteravond ben ik midden in de nacht aangekomen in één van die mooie steden, ik heb net ontbeten en ga zo op weg maar mijn afspraak met een Japanse dame die eerder naast mij zat in het vliegtuig.
Ik loop het hostel uit, ga een paar hoeken om richting grotere straat. En dan zie ik mijn fantasie. In het echt. Een zandkleurig gebouw met verschillende prachtige bogen. Ernaast staat een zandkleurige minaret. De stenen zijn zo op elkaar gelegd dat er patronen ontstaan die de zon tot leven brengt vanwege de schaduwen die het veroorzaakt. Tegenover dat gebouw staat weer een ander gebouw, zo eentje met een grote poort, als ik de de hoek omga, richting plein waar ik afgesproken heb, zie ik een lichtblauw koepeltje. Gemaakt van geglazuurde tegels, ze glanzen in de zon.
Ik weet, vanwege het voorbereidende inlezen, dat dit niet eens de gebouwen zijn waar het in deze stad echt om gaat (voor toeristen), maar ze zijn precies wat ik ooit in mijn hoofd bedacht heb. Beter zelfs. Het raakt me. Het is zo indrukwekkend.
Met een brok in mijn keel zeg ik Japanse Yuki gedag en vertel haar direct wat ik voel en ervaar. Ik ben blij dat ik het even kan delen.
Ondanks dat ik juf Astrid niet zo hoog had en heb zitten, wil ik toch zeggen: bedankt! Want zonder haar verhalen was deze ervaring minder intens geweest.
In de dagen erna zie ik al die andere gebouwen, er zijn hele pleinen en straten vol. De één is nog groter dan de ander. Er zijn de koepeltjes waar de bazaars waren en nu veranderd zijn in souvenirswinkeltjes. De kamelen in mijn fantasie zijn vervangen door groepen toeristen uit een touringcar die nu als makke schaapjes achter hun gids-met-paraplu aanlopen. Maar het maakt niet uit. Ik kijk er wel overheen. Ik kijk omhoog. En fantaseer die kamelen er gewoon weer bij.
Ik voel die brok in mijn keel vaker die dagen. Het is zo mooi, zo indrukwekkend, een verlangen is ingelost. Ik vind mijn vaste plekjes waar ik de zon onder zie gaan. De meeste gebouwen lijken overdag, als de zon hoog staat, bijna wit. Maar later op de middag kleuren ze geel, oker, soms zelfs bruin of oranje. 
Ik plak een extra dag aan mijn 'planning', omdat ik geen genoeg krijg van de gedetailleerde mozaïeken en perfect gestapelde stenen waarmee ze vroeger 'speelden', maar laat dan de grote mooie stad achter mij voor een paar dagen in de bergen.

Onderweg hiernaar toe stuit ik op de grootste natuurlijke verrassing van Oezbekistan. 
Met de 'shared taxi' komen we vanuit de vlakke steppes in een meer heuvelachtig gebied. De weg slingert erdoor heen, telkens wat stijgend. Op het hoogste punt kijk je het dal in op de heuvels verderop. Ik kan het niet helemaal goed zien, omdat ik op de achterbank zit ingeklemd, een stoel voor mij, maar in het gras beneden zie ik enorme rode vlekken. Bloedrood, maar dan zelfs nog wat feller. Ik heb in Bolivia een meer gezien dat rood was van bepaalde stoffen die erin zaten en vermoed dat dit hetzelfde is. Tegelijk is dat gek: hier zijn niet zoveel meren en het zijn heel veel rode vlekken. Daarnaast zitten diezelfde vlekken ook op de heuvels zelf, wat nooit een meer kan zijn. 
Als we beneden zijn en dichterbij komen zie ik wat de velden en heuvels rood maakt: klaprozen. Duizenden, miljoenen klaprozen die de velden en heuvels, tot zover je kan kijken, rood kleuren. Het is magisch.
En ik ben duidelijk niet de enige die onder de indruk is. Niet alleen kijken mijn mede-reizigers van links naar rechts, ook zie ik overal busjes staan in de velden en Oezbeken die door de velden lopen. 
Daarnaast moeten we een paar keer flink slingeren om geen overstekende schildpadden aan te rijden. Blijkbaar vinden zij de bloemetjes ook mooi...
Omdat mijn bestemming Nurata is en ik daarna nog eens 150 km moet liften om in de 'echte' hoge bergen te komen, kan ik hier nu niet stoppen, maar ik besluit dat ik hier, na mijn trektocht door de bergen, terugkom om de felrode bloemen van dichtbij te bekijken, want zoiets heb ik nog nooit eerder gezien.

Ik heb wederom geprobeerd om de hoeveelheid foto's te beperken, maar dat is moeilijk, als er zoveel mooie dingen te zien zijn...

Foto’s